De Zwarte Met Het Witte Hart
Arthur Japin geboren 26 julie 1956
vertel wijze verandert elke keer van Kwasie en Kwame.
'Deel een'
Het is 1900. De bijna 73-jarige Afrikaanse prins Aquasi (Kwasi) Boachi (de ik-figuur) woont al een halve eeuw op Java. Ter gelegenheid daarvan wil Adeline Renselaar - tegen zijn zin - een feest voor hem organiseren. In de nacht na haar bezoek (op 19 februari) vindt hij de dozen met brieven en schriften terug die hij ver had weggestopt.Aquasi, prins van het rijk van de Ashanti in Goudkust (West-Afrika), beheert sinds 1888 een plantage in het district Buitenzorg (Nederlands-Indië). Hij is ongehuwd, maar heeft drie kinderen (Quamin, Aquasi junior en Quamina Aquasina) bij drie inlandse vrouwen: Adi, Lasmi en Wayeng. Zijn neef, prins Aquame (Kwame) Poku, is vijftig jaar geleden gestorven.Zijn gezondheid verslechtert snel, hij slaapt slecht en moet vaak aan vroeger denken. Op 22 februari haalt hij na een wandeling al zijn oude papieren tevoorschijn. De volgende morgen plant hij twee takken van de kuma-boom in de tuin.
Als tienjarigen waren de prinsjes Kwasi en Kwame in 1837 getuige van de intocht van enorme handelsdelegaties in Kumasi, die ontvangen werden door Kwasi's vader, de Asantehene (koning) Kwaku Dua de Eerste, en diens zuster (Kwames moeder).
Adjunct-commissaris Van Drunen, de leider van de Nederlandse delegatie, maakte een reisverslag van hun moeizame tocht naar Kumasi in de periode 13 september 1836 tot 13 februari 1837. Het doel van de missie was in het Nederlandse Fort Elmina een depot op te zetten voor het rekruteren van West-Afrikanen voor het Oost-Indische Leger (slavenhandel was sinds 1815 verboden). Met veel moeite lukte het generaal-majoor Verveer, afgezant van koning Willem I, en Van Drunen om Kwaku Dua aan de onderhandelingstafel te krijgen en een contract te sluiten. In ruil voor vuurwapens verplichtte de Asantehene zich elk jaar duizend rekruten (eigenlijk: slaven) aan de Hollanders te leveren. Als onderpand voor de naleving van het contract gaf hij Kwasi en Kwame met de Hollanders mee.Na een enerverend verblijf van een paar weken in Fort Elmina vertrokken de zwarte prinsjes met de Nederlandse delegatie op 24 april 1837 per schip uit West-Afrika.
Aquasi - op Java inmiddels al bijna een maand bezig met het opschrijven van zijn herinneringen - krijgt op 18 maart 1900 weer bezoek van Adeline Renselaar en weer reageert hij narrig als ze over zijn jubileum begint. Na een scène stemt hij uiteindelijk in met haar (goedbedoelde) plan. Een paar dagen later laat hij haar het verhaal over zijn eerste levensjaren lezen. Zij vertelt hem dat haar man Richard, die bij het gouvernement in Batavia werkt, Aquasi's geheime dossier heeft gevonden over zijn Indische tijd.
'Deel twee'
De prinsjes werden in het najaar van 1837 ondergebracht op de kostschool van Simon van Moock in Delft, waar ze kennismaakten met het Hollandse leven, maar ook met de minachting en pesterijen van de andere jongens. Alleen de oudste, Cornelius de Groot, nam het voor Kwasi en Kwame op.Door hen extra aandacht te geven, probeerde Van Moock hen zo snel mogelijk verder vertrouwd te maken met de Nederlandse taal. Ze haalden hun kennisachterstand snel in. Buiten de les bleven de Hollandse jongens echter een front vormen en buiten het schoolgebouw keken de mensen hen met open mond na. Op een dag dwongen Verheeck en een paar andere leerlingen Kwasi voortaan op de vraag `Wat ben je?' te antwoorden: `Ik ben een domme, vieze, vuile zwartjakker.' (p. 112). Die woorden werden de toverformule waarmee hij meestal van hun gewelddadig optreden verschoond bleef. Pas in het voorjaar ontdekte Kwasi dat Kwame ook door de jongens mishandeld werd (tot aan brandmerken toe).In opdracht van het ministerie van Koloniën maakte de Javaanse schilder Raden Saleh in Den Haag een groot portret van de prinsjes, met in het midden hun weldoener Verveer. Uit het `Rapport aangaande de vordering der Ashantijnse prinsen, 1838' van Van Drunen bleek dat het schilderij bestemd was voor Kwasi's vader. Tijdens een van de poseerbijeenkomsten maakten ze kennis met de kroonprinses, grootvorstin Anna Paulowna en haar dochter Sophie. Eind november 1838 werden ze uitgenodigd om op 5 december aanwezig te zijn bij de feestelijkheden rond de verjaardag van kroonprins Willem Frederik in Pavillon de la Reine in Scheveningen. Het sinterklaasfeest was voor hen een nachtmerrie.Het verblijf aan het hof leidde tot scheve ogen in de klas en steeds meer trokken de prinsen zich vrijwillig terug in de wereld van hun boeken. Toen Kwasi ziek werd (bronchitis) stuurde Sophie hem een brief en zorgde zij ervoor dat hij behandeld werd door de hofarts professor Everard.Op 24 april (voortaan Kwasi's verjaardag) woonden de prinsen de feestelijke onthulling van het enorme schilderij bij. Diezelfde middag nam Verveer het mee op het schip dat hem naar Fort Elmina zou brengen, waar hij een strafexpeditie moest gaan leiden tegen Badu Bonsu de Tweede, koning van Ahanta.
'Deel drie'
Op Kwames eerste verjaardag (21 juni 1839), die gevierd werd op Het Loo, toonde prinses Sophie van Oranje veel belangstelling voor het scheppingsverhaal over de spin Anansi en voor de familie en jeugd van Kwasi en Kwame. Kwame gedroeg zich die dag nukkig en onbehoorlijk, tot ergernis van Kwasi.Gedurende de zomermaanden werd de vriendschap tussen Kwasi en Sophie steeds hechter (ze sloten zelfs een `bloedverbond'). Sophie zag de zwarte prinsjes vooral als `nobele wilden', als onbedorven natuurmensen (indertijd een rage in heel Europa). Toen ze gedrieën stiekem een Hongaars circus op het Malieveld bezochten, werden ze tot hun schrik geconfronteerd met het tentoonstellen van naakte Afrikaanse wilden.Eind 1840 kregen Kwasi en Kwame grote onenigheid toen Kwasi op sinterklaasavond bij Willem Alexander voor zwarte piet speelde. Kort daarna betrok Kwasi de dienstbodenkamer van de Van Moocks.Kwasi werd steeds verliefder op Sophie, maar ontmoette haar pas half maart 1842 weer, ditmaal op een thé dansant bij kroonprins Willem Alexander en zijn vrouw Sophia Mathilde von Württemberg. Willem Alexander toonde die dag een nieuwe vinding: een zilveren schijfje met een afbeelding van zijn zoontje Wiwill (een daguerreotypie). Op diezelfde dag vernam Kwasi dat Sophie zou gaan trouwen met Carl Alexander, erfgroothertog van Saksen-Weimar. Hun huwelijk werd op 8 oktober 1842 voltrokken en kort daarna waren de prinsen aanwezig bij het vertrek van het paar naar Weimar.Op een avond in september 1843 werd Kwasi - met een aantal medestudenten - in Delft overvallen en een nacht naakt in een stal gevangen gehouden (bij wijze van ontgroening). Toen hun belagers Cornelius in de mest onder de varkens wilden laten wroeten, deed Kwasi dat in zijn plaats. In diezelfde maand werden de prinsjes gedoopt door dominee Molenkamp.In augustus 1844, een jaar na Kwasi, werd ook Kwame toegelaten tot de pas opgerichte Koninklijke Akademie in Delft. Op een avond bezochten ze met hun vrienden Linse, Lebret en Wenckebach in Den Haag een bordeel. 's Morgens vroeg waren ze getuige van een ruzie tussen Haarlemse Mie en haar klant Cornelius. Kwasi, die hem van het hoertje weggetrokken had, werd een paar dagen later door Cornelius en zijn kornuiten beroofd en afgetuigd, waarbij zijn rechteroog blijvende schade opliep.Tot Kwasi's verbijstering gaf Kwame niet lang daarna de studie op en ging hij in augustus 1845 naar de Militaire Akademie in Den Haag.Eind 1846 werd Kwasi - na een felle strijd met zijn mededingers (onder wie Cornelius) - gekozen tot erelid van het dispuut De Vijf Kolommen. De rede die hij moest houden bij zijn inhuldiging op 1 maart 1847 ging over zijn land van herkomst en maakte veel indruk, maar het negatieve beeld dat hij van zijn eigen volk schetste, bracht zijn neef Kwame tot razernij. Eerder die avond had Kwasi zijn portret (een daguerreotypie) gekregen. Bij verandering van lichtinval waren er twee jongemannen op te zien: een blanke met een zwarte schaduw, een donkere met een witte zielenschim. (p. 223)
'Deel vier'
Kwame keerde terug naar West-Afrika en schreef in de periode 31 oktober 1847 tot 21 februari 1850 tientallen brieven aan Kwasi, die naar Freiberg was vertrokken om verder te studeren bij professor Cotta en dicht in de buurt van Sophie in Weimar te zijn.
Kwame nam in Elmina zijn intrek in hun vroegere slaapkamer en hoopte snel naar Kumasi te kunnen doorreizen. De Nederlandse regering had hem als premie voor zijn vertrek een fraai jachtgeweer gegeven. Het enorme portret van de prinsjes en Verveer (dat Kwasi's vader naar de kust had teruggestuurd) hing te schimmelen in de eetzaal.Op aanraden van gouverneur Van der Eb schreef Kwame in november 1847 een brief naar de Asantehene, in het Nederlands omdat hij zijn moedertaal, het Twi, verleerd was. Op 23 januari 1848 kreeg hij antwoord: hij was pas weer welkom in Kumasi als hij het Twi weer beheerste. Dit bericht, maar ook het uitblijven van zijn bevordering tot officier, maakte hem ziek. Intussen hield hij zich bezig met zaken als weven, onderhoudswerk aan de muren van het fort, de politieke situatie in Holland en het vervaardigen van batikdoeken bij zijn vriend Joa. In januari 1849 vernam hij dat christenen in Kumasi gruwelijk vervolgd werden: de Asantehene en de priesters hadden het offensief tegen de westerse invloed ingezet.Hoewel Kwames situatie uitzichtloos was, wilde hij niet terug naar Holland. Hij ging zich steeds ellendiger voelen; alleen de (vermeende?) ontmoeting met zijn moeder in januari 1850 gaf hem wat troost. Een maand later bracht hij twee dagen en nachten alleen in het oerwoud door. Op 22 februari 1850, kort nadat hij bericht had gekregen dat een van zijn jongere broers tot opvolger van Kwasi's vader zou worden benoemd, schoot Kwame zich in zijn slaapvertrek met het jachtgeweer door het hoofd.
'Deel vijf'
Op 3 augustus 1900 neemt Adeline Renselaar Aquasi mee naar het departement van haar man in Batavia. Renselaar is weggeroepen naar Bandoeng en na een flinke scène lukt het hen uiteindelijk Aquasi's geheime dossier in te zien. Het bevatte onder andere rapportages over zijn privéleven en de ontslagbrief van Van Drunen (die in 1852 naar Batavia was gepromoveerd, terugkeerde naar Holland en later in een kampong van oud-`rekruten' van Goudkust in Semarang was gaan wonen).Aquasi ontdekt dat de regering hem belemmerd heeft in zijn carrière en een verzoek van zijn vader om naar Kumasi terug te keren niet heeft willen honoreren.
Begin 1850 voeren Kwasi en zijn vrienden Linse en Lebret als aspirant-mijnbouwingenieur in dienst van het ministerie van Koloniën naar Batavia. Na de afronding van zijn studie in 1849 was Kwasi teruggegaan naar Delft, met toestemming van koning Willem III. De dood van Kwame had hem echter doen besluiten om een aanstelling in Indië te vragen.Op 9 september 1850 stapte Kwasi in Batavia aan wal. Hertog Bernard van Saksen, commandant in het Oost-Indische Leger, had logies voor hem geregeld, maar de plotseling opgedoken Cornelius de Groot gooide roet in het eten: de grillige Cornelius bleek Kwasi's baas te zijn en wilde dat hij als zijn secretaris op zijn erf kwam wonen. Hij kreeg een eenvoudige kamer en moest bij de bedienden eten.Later ging Kwasi bij een Duitse familie in pension en vroeg hij overplaatsing, maar zonder resultaat. Met Cornelius maakte hij tal van inspectiereizen door mijndistricten. Op een van die reizen, in juni 1852 naar Amboina, nam hij het op voor Ahim, de brutale inlandse bediende van de assistent-resident, waarbij hij zijn hand verwondde. Anders dan Cornelius, behandelden assistent-resident Douwes Dekker en zijn vrouw hem zeer hoffelijk.Ondanks de vernederingen ontstond er toch een haast vriendschappelijke band met Cornelius. Aan Kwasi's positie veranderde echter niets en op zijn verzoeken om zelfstandigheid kwam geen antwoord. Op 24 mei 1856 vertrok hij daarom naar Holland om zijn zaak bij Willem III te bepleiten.Onder de passagiers bevond zich de afgetreden gouverneur-generaal Duymaer van Twist, met wie Kwasi al eerder enkele keren had gepraat over Cornelius' brute optreden. Duymaer van Twist had ervoor gezorgd dat Kwasi vanaf april 1854 zeven maanden van het jaar werd vrijgesteld om zelfstandig onderzoek te doen. In die maanden schreef hij wetenschappelijke artikelen, maakte hij dagboeknotities en blies hij zijn correspondentie met Sophie nieuw leven in.
In augustus 1856 nam Kwasi zijn intrek bij mevrouw Van Moock (haar man was inmiddels overleden). Zijn talloze brieven aan koning Willem III werden niet beantwoord en hij kreeg geen toegang tot de vorst. Na een jaar vechten tegen de bierkaai gaf hij het op.
In september 1857 woonde hij, op uitnodiging van Sophie, in Weimar de onthulling bij van een standbeeld van Goethe en Schiller. Onder de gasten bevond zich ook Hans Christian Andersen. 's Avonds voerde hij in het park een gesprek met Sophie, die hem onder andere vertelde dat Raden Saleh al jaren informant was voor de Nederlandse regering en negatief over Kwasi gerapporteerd had.Hij schreef een brief aan de minister van Koloniën (P. Meijer), waarin hij huur van landerijen op Java eiste als schadeloosstelling voor het onrecht dat hem was aangedaan, en keerde begin 1858 in Batavia terug. Cornelius ontmoette hij nog slechts eenmaal.Pas in 1862 kreeg hij een woest stuk land op Zuidoost-Java (Madioen) in erfpacht om koffie te verbouwen. Na maanden hard werken kon er eindelijk worden geplant op Soeka Radja (= `het plezier van de prins'). De eisen die de inlandse arbeiders gingen stellen, leidden echter tot een hevig conflict. Ahim bood toen zijn diensten aan.
Op 9 september 1900, de grote dag van Aquasi's jubileum, krijgt Kwasi - na een visite aan Lasmi en Quamina in de kampong - bezoek van de oude, zieke Van Drunen, die hem zijn wederwaardigheden vertelt. Van Drunen was zich altijd verantwoordelijk blijven voelen voor Kwasi en Kwame en had zich ingespannen om hun lot te verbeteren. Uit het document dat hij Aquasi overhandigt, bleek echter dat de Nederlandse staat Aquasi tegengewerkt had omdat hij tot het zwarte, inferieure ras behoorde.Aquasi besluit 's avonds op het feest eens te vertellen `hoe van de kuma-boom twee takken werden afgebroken.' (p. 385).
'Nawoord'
Prins Kwasi Boachi overleed na een langdurige ziekte op 9 juli 1904 in Buitenzorg. Op zijn bezittingen werd nog voor zijn begrafenis beslag gelegd door de weeskamer. Zijn oudste zoon, Quamin, studeerde op de kostschool in Delft en werd daarna opziener op een theeplantage op Java. Aquasi jr. en Quamina leefden eenvoudig; hun kinderen kwamen na de onafhankelijkheid van Indonesië naar Nederland.De meeste persoonlijke bezittingen van Kwasi bevinden zich in het gemeentearchief van Delft.
Personages
Kwasi Boachi is de hoofdpersoon in het boek. In het boek wordt hij ook wel Aquasi genoemd, de naam die hij kreeg toen hij in Nederland arriveerde. Als jongen van 10 jaar werd hij als onderpand voor de illegale slavenhandel geschonken aan de Nederlandse regering samen met zijn neefje Kwame, omdat zij hecht zijn. Wanneer Kwasi en Kwam aankomen in Nederland, probeert Kwasi zich uit alle macht aan te passen aan de cultuur in tegenstelling tot Kwame. Hij leert de taal snel aan en blijkt al snel een excellente student te zijn, iets wat zijn neef niet kan waarderen. Helaas worden de inspanningen van Kwasi niet door iedereen gewaardeerd. Door verschillende medestudenten wordt hij gepest. Cornelius de Groot helpt Kwasi zichzelf te verdedigen tot op het moment dat Kwasi een privilege vanuit de Nederlandse staat lijkt voorgetrokken te worden. Dit blijkt ook uit wanneer Kwasi na zijn opleiding voor Cornelius komt te werken, hoewel de Nederlandse staat tegen die tijd heeft besloten dat een zwarte niet een hoge functie mag hebben. Om deze redenen kunnen vroegere vrienden van Kwasi uit Nederland hem niet helpen. Cornelius behandelt hem als oud vuil. Kwasi heeft tijdens zijn verblijf in Nederland niet door dat hij wordt gediscrimineerd vanwege zijn uiterlijk, ondanks dat hij zich wel een echte Hollander voelt. Kwasi vermoed tijdens de dienstperiode bij Cornelius wel dat er iets aan de hand is, maar komt er pas achter wat het is wanneer hij zijn dagboeken schrijft.
Kwame Poku, oftewel Quame zoals hij in Nederland wordt genoemd, is de neef van Kwasi. Hoewel het verhaal in principe gaat over twee Afrikaanse prinsjes die worden meegegeven aan Hollanders als onderpand van de slavenhandel, komt het leven van Kwame niet tijdens het gehele verhaal aan bod. Kwame en Kwasi hebben een hechte vriendschap als kind opgebouwd, maar deze komt in het geding zodra zij arriveren in Nederland. Kwame vecht namelijk om zijn Afrikaanse identiteit te behouden, in tegenstelling tot Kwasi. Om deze reden lijkt er een afstand tussen de neefjes te worden ontwikkeld, aangezien zij niet met dezelfde dingen bezig zijn. Hoewel de strijd van Kwame duidelijk wordt terwijl Kwasi aan het woord is, worden de redenen hiervoor pas weergegeven in de brieven die Kwasi van Kwame ontvangt. Hierin staan de gedachten en gevoelens van Kwame weergegeven. Uiteindelijk pleegt Kwame zelfmoord doordat hij niet meer wordt toegelaten tot zijn geboortestad in West-Afrika en hij weet dat hij Kwasi niet meer zal zien.
Sophie is een prinses in Nederland, zij behoort toe tot de familie van Oranje. Wanneer Kwasi en Kwame een keer het koningshuis bezoeken, ontmoeten zij haar. Kwasi ontwikkelt een mooie vriendschap met Sophie. Hij wordt zelfs verliefd op haar, maar het was uit den boze dat een zwarte en een blanke een relatie hadden met elkaar in die tijd. Sophie wordt uiteindelijk uitgehuwelijkt en komt in Weiner te worden. Toch houden Kwasi en Sophie veel contact per brief. Af en toe zien zij elkaar nog. Sophie heeft altijd voor Kwasi klaar gestaan als hij haar nodig had. Zo heeft ze ook verschillende verzoeken gedaan aan haar familie om Kwasi bepaalde privileges te geven.
Cornelius de Groot is één van de studenten die samen met Kwasi en Kwame naar school gaat. Wanneer hij merkt dat Kwasi wordt gepest door klasgenoten, zorgt hij ervoor dat het stopt. Sterker nog, hij helpt Kwasi om van zich af te bijten. Echter verandert dit wanneer Kwasi mee mag in een koets om ergens heen te gaan en hij niet. Vanaf dat moment wil Cornelius geen vrienden meer zijn met Kwasi. Dit blijkt ook uit hoe Cornelius Kwasi behandelt wanneer Kwasi aan het werk gaat in Nederlands-Indië. Cornelius is zijn werkgever en hij laat Kwasi allemaal vervelende klusjes doen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb